De oorlog
Hoe het begon
Op 10 mei 1940 vallen Duitse troepen Nederland binnen. Op 15 mei 1940 wordt de capitulatie getekend. Aanvankelijk leek de bezetting mee te vallen, maar al snel werd duidelijk wat onvrijheid betekende. Nederlandse mannen werden gedwongen in Duitse fabrieken te werken. Ook werden mensen zonder vorm van proces opgesloten in gevangenissen en concentratiekampen. Vooral Joden werden vervolgd. De Duitse bezetter transporteerde meer dan 100.000 Joodse mannen, vrouwen en kinderen in goederentreinen en veewagons vanuit Nederland naar concentratiekampen, waar de meesten werden vermoord.
De Duitsers stonden niet alleen in deze oorlog. Vanuit Nederland werden ze bijgestaan door leden van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) die een vergelijkbare ideologie hadden en door meelopers en profiteurs. Aan de andere kant stond het verzet, dat vooral tegen het einde van de oorlog veel aanhang kreeg.
Omdat de Duitsers veel troepen nodig hadden, stelde de Duitse bezetter veel Nederlandse (oud-)militairen te werk in hun leger.
Maar wat was nou de voornaamste reden voor de Nederlanders om te gaan staken? Dit was de aankondiging van de Duitse generaal Friedrich Christiansen dat de 300.000 leden van het voormalige Nederlandse leger naar Duitsland moeten om daar te werken. Veel Nederlanders, het eerst bij de fabriek van Stork, besloten hierop te gaan staken. (1)
De staking
29 april t/m 3 mei 1943
Op 29 april 1943 werd bekendgemaakt aan de Nederlandse bevolking dat militairen, die aanvankelijk na de meidagen van 1940 naar huis mochten keren, zich vrijwillig moesten aanmelden als krijgsgevangenen. Reden tot oproep was op deze manier een nieuwe hoeveelheid arbeiders te vormen en daarnaast te voorkomen dat de militairen bij een inval of invasie zich wellicht tegen Duitsland konden keren. Uiteindelijk waren het zo’n 10.000 mannen die krijgsgevangen werden genomen. Velen doken onder.
​
De opdracht, die kwam van generaal Friedrich Christiansen, maakte veel los onder de Nederlanders en werd de directe aanleiding tot de landelijke April-meistaking. Die staking begon op 29 april 1943 in Hengelo. Daar besloten zo’n 3.000 werknemers van de fabriek Gebr. Stork en Co. NV te gaan staken uit protest tegen de bekendmaking. Ze deden dit zonder enige voorbereidingen. Telefonistes belden het bericht door. ‘Stork staakt, staat u ook?’ Ze belden met bedrijven in de omtrek én met bevriende bedrijven in het hele land.
Al snel volgden er andere fabrieken in Twente; het aantal liep op tot 21.000 stakende arbeiders. Zo besloten in Eindhoven de medewerkers van de Philips-fabrieken weg te lopen van hun werk. Geruchten over de staking verspreidden zich ook over de rest van het land, maar ook zonder het van elkaar uit andere provincies te weten, begonnen mensen het werk neer te leggen. Per regio waren er grote verschillen in welke mate er gestaakt werd; vooral in Noord-Brabant, Friesland en Groningen was dat massaal. Hoeveel mensen er precies mee hebben gedaan, is niet bekend. Geschat wordt dat er zeker 200.000 mensen het werk neerlegden. Duidelijk is dat het op grote schaal plaatsvond in Nederland. Deze staking werd de grootste uit de Nederlandse geschiedenis. En de grootste uiting van geweldloos volksverzet in de door Duitsland bezette gebieden in Europa.
Er waren geen stakingsleiders en geen stakingseisen. In feite waren het opstanden tegen de bezetter. Het woord ‘stakingen’ werkt daarom enigszins misleidend.
​
De April-meistaking wordt ook wel de Melkstaking genoemd. Boeren lieten duizenden liters melk wegstromen, alhoewel de melk soms ook werd weggegeven of verkocht.
De regionale ontwikkeling van de staking maakte het makkelijker om in te grijpen. Hanns Rauter, de belangrijkste vertegenwoordiger van de SS in Nederland, besloot de staking hardhandig neer te slaan, met veel geweld. De represailles waren enorm. Hengelo zelf werd overvallen door een SS Polizeiregiment op bevel van Rauter en in de rest van het land werd de Ordnungspolizei ingezet. In Twente bijvoorbeeld werden stakers gearresteerd, van wie sommige in Kamp Vught terechtkwamen en andere werden vrijgelaten. Zowel de SS als de Polizei kregen de opdracht te schieten wanneer er vijf of meer mensen samendromden.
​
In Amsterdam werd in die dagen één man, Hendrikus Hendrik van der Meer ter dood veroordeeld wegens verspreiding van stakingsoproepen, maar gestaakt werd er nauwelijks. De Amsterdammers herinnerden zich nog maar al te goed de bloedige onderdrukking van de Februaristaking van 1941. Na de April-meistakingen wist men ook in de rest van het land wat Nazi-terreur inhield.
​
Van het plan van de bezetters met de militairen kwam weinig terecht; het had vooral een averechts effect. Er werden 8.000 Nederlandse oud-militairen in Duitsland tewerkgesteld, dus veel minder dan de bedoeling was. Talrijke militairen verkregen vrijstelling van de arbeidsinzet, op grond van verklaringen van 'onmisbaarheid bij werk dat van belang is voor de oorlogvoering'. Veel van de oud-militairen doken onder.
Bij het neerslaan van de stakingen vielen 400 gewonden en 95 dodelijk gewonde slachtoffers. Veel mensen werden in massagraven begraven. Ook werden er overal in het land standgerechten opgericht. Doodvonnissen werden snel uitgevoerd en 80 mensen zijn uiteindelijk standrechtelijk geëxecuteerd. Hun namen werden op affiches bekendgemaakt om de bevolking verder te intimideren.
​
Volgens de Nazi's waren de stakers van eind april-begin mei 1943 'opgehitst' door de uitzendingen van Radio Oranje in Londen. Op 13 mei 1943 kregen de Nederlanders te horen dat ze hun radio's moesten inleveren. 'Na de oorlog' kon men het toestel dan weer komen ophalen. Wie zijn radio achterhield, riskeerde een zware straf: het concentratiekamp.